donderdag 23 juni 2011

Tomas Ross over Joop van den Broek

Tijdens de maand van het spannende boek schrijven bekende thrillerauteurs een gastrecensie op ons Bieblog. Vandaag de laatste in deze spannende serie: Tomas Ross over Parels voor Nadra van Joop van den Broek.

Onderschrift: bekroond met de eerste prijs in de bruna detectiveprijsvraag. 1e druk.Bijna niemand kent zijn naam nog in het hedendaags thrillergeweld waarin namen opduikelen, draaien en verdwijnen als in een op hol geslagen carrousel.

“De Bamboe-club draaide als een carrousel en het enige, wat ik daarbij denken kon, was dat het een nogal dure draai was van acht rupiah voor een glas whisky-soda”.
Zo begint Parels voor Nadra uit 1952 van Joop van den Broek (1926-1997) dat je hooguit nog in een verregende doos vindt op het Waterlooplein. Het leven van de auteur eindigde al even navenant treurig. En nóg treuriger zou ie het vinden dat er jaarlijks nu al vijfentwintig jaar een avond van hotemetoten onder die ridicule benaming “Power of Plots” wordt georganiseerd waarop de Gouden Strop wordt uitgereikt, de prijs voor de huidige beste Nederlandstalige misdaadroman van het afgelopen jaar. Hij, toenmalig Nestor van de vaderlandse thriller, glom als die parels voor Nadra toen ik ’t hem in l985 vertelde: “Joop, we gaan die prijs naar een boek van je vernoemen.” Nog maar vijf jaar tevoren had hij zijn comeback gemaakt met het bejubelde Heimwee naar Indië. Zou ’t er toch nog van komen? Erkenning, roem, verkoopcijfers? Twaalf jaar en slechts drie romans later overleed hij , 72 jaar oud, verbitterd en vergeten. Verbitterd omdat ie alweer vergeten was, aan de drank omdat ie verbitterd was, dood omdat ie aan de drank was.

Alwéér vergeten. Twee keer. Kan ’t erger voor een auteur? Een auteur die niet alleen als elke auteur, dacht dat ie de beste was maar ’t ook ’t wérkelijk was. Al meteen in l952 toen hij als jong journalist met dat Parels voor Nadra meedeed aan een prijsvraag van uitgeverij Bruna en ‘m glansrijk won. En wat mij betreft zou ie er met terugwerkende kracht postuum alsnog de Strop voor moeten krijgen want zelfs nu nog, bijna zestig jaar later, steekt die roman huizenhoog uit boven al die andere genomineerde thrillers.

Parels voor Nadra is namelijk een thriller zoals een thriller moet zijn: méér dan alleen een spannend verhaal. Waar het in Nederland zo vreselijk aan mankeerde, en opnieuw mankeert. Mijn frustratie na in de jaren tachtig het Genootschap van Nederlandstalige Misdaadauteurs, die Gouden Strop, de Schaduwprijs en de Maand van het Spannende Boek in het leven te hebben geroepen: afgezien van een enkeling zijn we in die 25 jaar sindsdien geen sodemieter opgeschoten. Waar we in die jaren vijftig nog enigszins begrijpelijk in die tijd “ontspannende detectiefjes” schreven, “Inspecteur Snuf zoekt ’t uit” , beleven we nu al weer jaren een hausse aan cliché strand- en vliegtuigboekjes die ’t vooral moeten hebben van Vreemdgaan in de Vinexwijk: flinterdunne intriges in eigentijds Hollandse binnenhuisjes. Eigentijds dan de overdosis seks want verder is ’t Agatha Christie op haar slechtst. Wat mijn medestanders en ik toen wilden was om de Nederlandse thriller nou eindelijk eens op te krikken naar een volwaardige roman die niet alleen maar spannend is maar ook – hoor mij! - een weerslag biedt van de maatschappij. Zeg wat Amerikaanse auteurs als Dashiell Hammett en Raymond Chandler in de jaren dertig al deden en Sjöwall en Wahlöö in de jaren zestig en zeventig. En waarvan Maarten ’t Hart ooit zei dat ie er meer van opstak dan van een sociologische verhandeling of een psychologisch handboek. Wat je dus werkelijk een “literaire thriller” zou noemen. Patricia Highsmith deed het, John Le Carré…maar wij? Ja, eentje dus, Joop van den Broek met Parels voor Nadra. En al was hij al bijna vergeten, zo moest het … spannend, kritisch, geëngageerd.

De Parels maken deel uit van diamanten en juwelen van Nederlanders die tijdens de bezetting van Nederlands-Indië door de Jappen in beslag waren genomen, geroofd dus, en in pandjeshuizen waren opgeslagen. Direct na de Japanse capitulatie in augustus 1945, laat de Japanse officier Hiroshi Nakamura het centrale pandhuis in Batavia (Djakarta) leeghalen. Het is de periode in Nederlands-Indië waarin Soekarno zijn kans schoon ziet om het Nederlands koloniaal bewind omver te gooien, een periode die je heel kort kunnen samenvatten met vijf C’s : Chaos, Corruptie, Chantage, Criminaliteit en Connecties. Daarover moest je toen in Nederland niet schrijven, fanaat als we waren om Indië te behouden en als bekend twee “rechtvaardige” oorlogen, de politionele acties, voerden om de “peloppers” eronder te houden. Van den Broek deed het wel. Hij is bij mijn beste weten de eerste die in spannende fictie die vijf C’s aan de kaak stelt, een soort Multatuli van de vaderlandse misdaadliteratuur. Wat toen, in 1952, niet alleen ongehoord was voor een detectiefjesschrijver maar voor elke andere auteur: want in die zinderende spannende zinnen en alinea’s komt overduidelijk naar voren dat die corruptie, chantage en connecties vooral ook voor de Nederlanders gold, en dan in het bijzonder de militairen die na die oorlog rustig – de zesde C – collaboreerden met de nog aanwezige Japanners die ondanks die capitulatie samenwerkten met Soekarno om de Hollanders te verdrijven.. en natuurlijk ook om het eigen gewin, in casu die miljoenen aan geroofde juwelen van tienduizenden Nederlandse mannen en vrouwen in de Jappenkampen. Even een ander thema/plot dus voor een thriller dan een eetclub in Bergen-binnen.

Van der Broek pakt het heerlijk aan, soepel, jaloers makend simpel: zijn vaste hoofdpersoon, de Nederlandse persfotograaf Lex van der Tuyn Walema heeft tijdens een receptie van hotemetoten daar in Batavia een mooie Indische vrouw (Nadra) gefotografeerd met een parelketting om haar hals die hij in zijn donkere kamer verbijsterd herkent als het eigendom van zijn moeder. En dan suizen we een verhaal binnen dat niet meer stilstaat, steeds achter Van der Tuyn aan om ’t ook simpel te houden want leg ’t het maar eens uit aan de onwetende lezer, die chaos toen in Indië, de verhoudingen, de politieke en militaire strubbelingen, het smerige spel achter de schermen. Nooit duidelijker gemaakt dan door Van den Broek. En tegelijkertijd schetst hij de sfeer uit die dagen, de omgeving, de mensen, landschap, straten, cafeetjes, feesten op een manier die geen journalist, antropoloog of de Lonely Planet ooit heeft verbeterd:

“Molenvliet is de enigszins overdreven sloot, die het centrum van Djakarta verbindt met de benedenstad. Weemoedig-slissende juffrouwen vertellen, dat hier nog het echte Oosterse leven te zien is, maar wat mij betreft zijn ze fout tot in het kwadraat. Wat hier te zien is is dat Oosten dat nooit de kans heeft gekregen. O ja, het is schilderachtig. Maar rot. In het geel-bruine water, tussen die twee drukke verkeerswegen van Molenvliet, is de badkamer en de w.c. van talloze Indonesiërs. Ze baden er, ze doen er hun behoefte in en even zo vrolijk poetsen ze met hetzelfde water hun tanden. Bezwete betjak-mannen draaien hun voertuigjes bij langs de kant. Ze kijken even naar de drukte, daar beneden in het kanaaltje, en kleden zich dan langzaam uit. Ze baden. Lachend met al hun tanden bloot zwemmen ze langs de vrouwen, die hun was wit staan te beuken op de stenen. En stiekem kijken ze naar het meisje, dat zedig, met sarong en al, het water ingaat, onder water die sarong uitdoet en dan ronddrijft, de rijpe borsten glanzend van kristallen druppels. Altijd is dit anders en altijd gelijk.”
Je ziet het, je hoort het, je ruikt het, je bént er. Van den Broek wás er als jong journalist, niets verzonnen, de feiten, de nooit verklaarde feiten, als uitgangspunt genomen voor een roman die juist daarom ook zo spannend is: authentiek, echt gebeurd. Briljante factie, waarmee hij last genoeg kreeg, en niet alleen vanwege dat gedurfde thema maar ook vanwege de toentertijd ongekende, en dus shockerende “ harde” verteltrant, ja ook seks-scenes maar stukken mooier dan in al die eigentijdse formule-boekjes.

Ondanks het aanvankelijk succes bleek het toch “te moeilijk” voor de doorsnee-lezer, zoals zo vaak; van der Broek schreef wel in hoog tempo door maar moest opboksen tegen formule-auteurs als Martin Mons, Van Eemlandt en vooral Havank en wat later Baantjer. Gefrustreerd zwijgt hij tien jaar maar komt dan dus terug met dat Heimwee naar Indië – mooi toeval dat ik juist toen debuteerde met mijn eerste, ook al in Indonesië spelende roman De Honden van Verraad waar hij me enthousiast over opbelde en ik hem mocht vertellen in ’t krijt te staan vanwege zijn “Parels”. Heilig geloofde hij aan te kunnen haken bij onze generatie die in zijn voetspoor die “maatschappelijk geëngageerde thrillers” ging schrijven – Koos van Zomeren, Jef Geeraerts, Gerben Hellinga b.v. – maar stopt al drie jaar later weer, opnieuw gefrustreerd door het uitblijven van vooral commercieel succes, ondanks prachtige romans als Afrekening in Paramaribo en De Gouden Strop. Net te vroeg dus om die Strop ooit zelf te winnen. Die ik overigens Parels voor Nadra had willen noemen, en vandaar dat hij zo glom toen ik hem dat vertelde.

Tomas Ross

Het diner na afloop van de eerste Gouden Strop 1986
v.l.n.r. Tomas Ross, Joop van den Broek, Jef Geeraerts
(foto: Diny van de Manakker)


Tomas Ross (1944) is al meer dan dertig jaar een van de meest toonaangevende thrillerauteurs in ons land. Hij is de Godfather van de Nederlandse faction; in zijn spannende en gedurfde thrillers balanceert hij op de scheidslijn tussen feit en fictie.
 
Hij won driemaal De Gouden Strop – voor zijn thrillers Bèta, Koerier voor Sarajevo en
De Zesde Mei.




Reserveer De parels van Nadra in onze catalogus
Tomas Ross in onze catalogus
Kijk ook op www.tomasross.nl 

Geen opmerkingen: